Onderaan deze pagina kun je de webinar terugkijken.
Paul van der Heijden, emeritus-hoogleraar internationaal arbeidsrecht gaf als voorzitter leiding aan het programma waarbij Frits van der Meer, hoogleraar Comparative Public Sector en Civil Service Reform Universiteit Leiden en CAOP, Toon Kerkhoff, universitair docent Bestuurskunde Universiteit Leiden, Sandra Groeneveld, hoogleraar Publiek Management Instituut Bestuurskunde Universiteit Leiden, Evert Verhulp, hoogleraar Arbeidsrecht Universiteit van Amsterdam en Pauline de Casparis, lid Adviescommissie Grondrechten Functie-uitoefening Politieambtenaren (AGFA) aan het woord kwamen.
Cultuurverandering van jewelste
Marjolijn Olde Monnikhof, directeur-bestuurder Stichting CAOP, verbreedt tijdens haar openingswoord de vraagstelling: ‘We hebben het vandaag over de vraag wanneer ambtenaren over de grens gaan bij het uitoefenen van hun vrijheid van meningsuiting. Maar wanneer gaan ze niet ver genoeg in het uitoefenen van hun rol als deskundig adviseur? Is die vraag niet veel belangrijker?’ In dit licht benoemt Marjolijn de rolopvatting van ambtenaren die op basis van gedegen kennis adviseren en waar nodig loyaal tegenspreken. ‘Dat vraagt om ruimte en integriteit ingebed in de vezels van departementen. Daarbij gaat het niet alleen om individueel handelen en gedrag, ook om collectief handelen en omgangsvormen. Want er is een overheid nodig die weet wat er speelt en oplossingen bedenkt die aansluiten bij de wereld van echte mensen. En die mensen een positie gunt aan de ontwerptafel van de overheid. Dat vraagt om een cultuurverandering van jewelste.’
Gelijk behandelen
Evert Verhulp stelt in zijn pitch dat ‘een ambtenaar die zijn mening niet laat weten, pas echt eng is.’ Alle werknemers, ook ambtenaren, moeten volgens de hoogleraar gelijk behandeld worden. ‘Daarmee ontstaat een grotere vrijheid voor ambtenaren om te acteren in het publieke debat. En dat moeten ze doen, want uiteindelijk is een ambtenaar veel meer burger dan ambtenaar.’ In zijn toelichting stelt Verhulp: ‘Een ambtenaar is niet zonder meer bijzonder. Dus daarvoor hoeven geen aparte regels opgesteld te worden. Iedere werknemer, ook ambtenaren, moeten hun werk kunnen uitvoeren. Ze hoeven niet achter het gedachtegoed van de overheid te staan. Het wettelijk kader normeert niet welk gedrag een ambtenaar moet hebben. De 1 miljoen ambtenaren in Nederland zijn ook burger en vormen een groot deel van onze samenleving. Ze moeten zich vrij kunnen uiten. Grens is dat wel ze het werk moeten kunnen doen. Die beoordeling doe je aan de hand van de functioneringsnorm. Het gaat hier om fundamentele rechten, en het gaat mij veel te ver om te concluderen dat een ambtenaar minder recht heeft dan als werknemer heeft.’