’Veel grote culturele instellingen zijn afhankelijk van de BIS-subsidie en dus wordt er van hen verlangd om in hun plannen de fair practice code, code diversiteit en inclusie en governance code te operationaliseren binnen hun artistieke, bedrijfsmatige en maatschappelijke visie en profiel. En daar hangt veel vanaf’, benadrukt Touw het belang van de toetsingscriteria van de BIS-regeling. Op Prinsjesdag 2024 wordt bekendgemaakt welke instellingen zijn om opgenomen in de BIS-regeling.
Hoe deze operationalisering moet uitpakken en waarop de beoordelingscommissies straks precies toetst, is veel te doen. ‘Dat bleek uit de grote opkomst bij de bijeenkomst over het advies door Kunsten’92’, vertelt Touw. ‘De vraag die tijdens die bijeenkomst centraal stond was: ‘hoe dan?’ Hoe laat ik zien dat mijn organisatie voldoet aan de fair practice code? Hoe toon ik aan dat mijn organisatie een divers en inclusief beleid hanteert? Hoe maak ik duidelijk dat mijn organisatie de governance op orde heeft? En vooral: wat betekent dat allemaal voor mijn kansen op financiering vanuit de BIS-regeling? Olifant in de kamer is natuurlijk dat bij gelijkblijvende budgetten, maar met implementatie van met name fair pay, er per saldo minder budget beschikbaar is voor producties. De risico’s voor de sector zijn gigantisch met de implementatie van de drie codes.’
‘Allemaal logische vragen’, gaat Touw verder. ‘Er hangt nogal wat vanaf, dus is het niet vreemd dat culturele instellingen zoveel vragen hebben.’ In dezelfde mate leven deze vragen bij beoordelaars van culturele instellingen die gebruik willen maken van de BIS-regeling. ‘Niet alleen de instellingen weten niet hoe er getoetst gaat worden, maar bij beoordelingscommissies en ambtenaren is het ook onvoldoende helder waarop nu getoetst moet gaan worden.’