Begin 2020 presenteerde Hans Borstlap met zijn commissie Regulering van werk, op verzoek van de minister van SZW, een aantal denkrichtingen en oplossingen voor de doorgeslagen flexibiliteit van de arbeidsmarkt. Zijn alle zelfstandigen wel echt ondernemer of meer een soort dagloner? Welke zekerheid hebben mensen nodig en is het vaste contract niet helemaal dichtgetimmerd? De commissie kwam met een aantal interessante oplossingen, zoals meer interne flexibiliteit voor werkenden met een vaste contract, een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor alle werkenden (dus niet afhankelijk van je contractvorm) en meer aandacht voor scholing en duurzaam ontwikkelen.
Gevolgen van coronacrisis voor verschil tussen flex en vast
In reactie op het advies van de commissie bleef het bleef lang stil en niet in de laatste plaats door corona. De pandemie maakte andermaal duidelijk dat Nederland wel een heel groot verschil heeft tussen vaste en flexibele banen. Terwijl veel zzp’ers brodeloos thuis zaten en zich tot de overheid wendden voor een tegemoetkoming, liep het gemiddelde salaris van de werknemer door en steeg het spaartegoed in ons land tot ongekende hoogte. De overheid hield hele sectoren in de markt in leven en betaalde ook vele ondernemers. Als je niet beter zou weten, zou het bijna communistisch klinken, maar het maakte wel duidelijk dat de scherpe tweedeling tussen flex en vast onhoudbaar was geworden voor de toekomst.
Financiering (tijdelijke) werktijdverkorting?
In het licht van deze tweedeling zijn de oplossingen van vakbonden en werkgevers in het SER-advies interessant. Grote delen van de aanbevelingen van de commissie-Borstlap zijn overgenomen en dat is goed nieuws voor de moeizame kabinetsformatie. Eenheid in de polder betekent dat we nu echt aan de slag kunnen. Maar dat is niet het hele verhaal. Bij slechte bedrijfseconomische omstandigheden kan een werkgever zijn werknemers vragen tot 20% minder te werken met behoud van loon. Deze interne flexibiliteit wordt nu afgewenteld op de overheid, die er een fonds voor zou moeten vullen. Dat vind ik jammer. Het lijkt mij dat sociale partners deze loondoorbetaling zouden moeten kunnen opvangen via de WW-fondsen.
Aandacht voor scholing en ontwikkeling
Een (tijdelijke) werktijdverkorting biedt volgens mij ook kansen voor duurzame ontwikkeling. Mijn voorstel zou dan ook zijn dat werkgevers in tijden van economische crises (die we gemiddeld elke 10 jaar hebben) hun werknemers niet vaker naar huis sturen, maar die tijd gebruiken voor scholing en ontwikkeling. Dat zou betaald moeten worden uit middelen van sociale partners zelf, bijvoorbeeld van de premies die nu in veel cao’s worden betaald voor het derde WW-jaar. Dus minder een vangnet en meer een trampoline voor mensen die buiten hun schuld om minder werken of werkloos worden. Zij hebben dan meer kans op een andere functie of baan en dat is goed voor de arbeidsmarkt en economie van morgen. Hiermee zouden sociale partners ook weer meer regie hebben over permanente scholing en ontwikkeling.
Kortom, hulde voor het lef van partijen in de SER om met dit advies te komen! Nu vol voor de uitwerking om de impact echt te realiseren. En daarbij ook investeren in de toekomst van werkenden.