Het SER-rapport ‘Gelijke kansen in het onderwijs. Structureel investeren in kansengelijkheid voor iedereen’ stelt dat de coronacrisis de bestaande kansenongelijkheid tussen kinderen nog meer heeft blootgelegd. Kinderen uit gezinnen met een lagere sociaal-economische achtergrond ondervinden relatief meer negatieve gevolgen van de coronamaatregelen in het onderwijs. Zo is de kloof vergroot tussen kinderen met en zonder een ‘stimulerende en faciliterende thuisomgeving’.
Kansenongelijkheid en de rol van onderwijs
Volgens de SER kan onderwijs in potentie de kansenongelijkheid verkleinen. Maar onderwijs speelt niet de rol van ‘great equalizer’. Integendeel, het huidige onderwijssysteem zorgt er juist voor dat de ongelijkheid eerder wordt vergroot dan verkleind. Dit resulteert in achterstanden die op de arbeidsmarkt moeilijk kunnen worden ingehaald. De SER stelt daarom dat onderwijs van hoge kwaliteit nodig is om alle kinderen gelijke kansen te geven om zich te ontwikkelen. Volgens Steven van Eijck, kroonlid van de SER, is kansengelijkheid in het onderwijs in ieders belang. ‘Het is fijn om je talenten te benutten, te doen waar je goed in bent en je verder te ontwikkelen. En dat is ook gewoon goed voor onze samenleving: zo kan iedereen meedoen.’
Volgens CAOP-onderzoeker Ruud van der Aa vestigt de SER terecht ook de aandacht op het maatschappelijk belang. ‘Het belang van kansengelijkheid overstijgt het individu: het bevordert de welvaart en het welzijn van de samenleving. Kansengelijkheid is belangrijk voor draagvlak en acceptatie van maatschappelijke verschillen, die nou eenmaal deels inherent zijn aan de inrichting van de economie.’ Van der Aa benadrukt daarbij dat talentontwikkeling niet alleen de verantwoordelijkheid is van het individu. ‘Wanneer iemand er niet in slaagt om zijn talenten ten volle te ontwikkelen, is dat lang niet altijd tot een persoonlijk falen terug te voeren.’
Investering in de kwaliteit van onderwijs
De Raad presenteert een samenhangend pakket aan aanbevelingen om kansengelijkheid te bevorderen. Daarbij is een hogere kwaliteit van het basis- en voortgezet onderwijs cruciaal. Er moet vooral worden geïnvesteerd in de ontwikkeling en kwaliteit van leraren en het lerarentekort moet worden aangepakt. Dit werd eerder in onze podcast ook voorgesteld door Annet Kil, voorzitter college van bestuur van de Gooische Scholen Federatie. ‘De oplossing voor kansenongelijkheid begint bij de best mogelijke docent voor de klas. We moeten naar een integrale duurzame verbetercultuur en investeren in de beroepsgroep’, aldus Kil. Ook CAOP-directeur Patrick Banis pleitte in de podcast voor meer en betere docenten, maar nuanceert dat ‘met name docenten in achterstandswijken beter betaald moeten worden.’
‘Hoe jonger, hoe beter’
Naast een investering in de kwaliteit van het onderwijs, adviseert de SER om brugklassen te verbreden. In een brede brugklas krijgen kinderen langer de tijd om erachter te komen welke leerstroom bij hen past. Ook moet worden gezorgd voor ‘diversiteit en inclusie in de klas’. Scholen moeten verder digitale middelen optimaal benutten en een gezonde leefstijl stimuleren. Verder moeten jongeren en hun ouders beter voorgelicht worden over vervolgopleidingen en de arbeidsmarkt. Tot slot moeten kansarme jongeren meer mogelijkheden krijgen om achterstanden in te halen. Zij hebben banen nodig met ‘ontwikkelperspectief’.
Wat van der Aa betreft is het moeilijk om lacunes in het SER-rapport te identificeren. ‘Het rapport biedt een bijna holistische analyse van de ongelijkheid in leerloopbanen, vanaf het jonge kind tot aan de volwassene met een leerbehoefte. Het is verstandig dat de SER met zijn adviezen inzet op het adagium ‘hoe jonger, hoe beter’, want daarmee is het hoogste rendement te behalen.’ Volgens van der Aa biedt het rapport een waaier aan aanbevelingen waar de politiek uit kan kiezen, mits zij kansenongelijkheid serieus wil aanpakken. ‘Uiteindelijk is het bevorderen van kansengelijkheid een politieke keuze, die geld kost.’