In de jaarlijkse kamerbrief wordt terugkeken op de ontwikkelingen die er zijn geweest met betrekking tot de onderwijsarbeidsmarkt en het lerarenbeleid. De demissionaire ministers openen de brief positief: ‘We zijn onder de indruk van, en dankbaar voor, de inzet en flexibiliteit van leraren, schoolleiders en ondersteunend personeel om de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs zoveel mogelijk te borgen.’
De kamerbrief gaat dieper in de resultaten van investeringen in het onderwijs en verschillende initiatieven die onder andere het lerarentekort verminderen, de kwaliteit van het onderwijs verbeteren en de uitstroom aan leraren tegen gaat.
Resultaten van investering in het onderwijs
Het kabinet heeft het afgelopen jaar € 1,3 miljard structureel en € 360 miljoen incidenteel geïnvesteerd in het verbeteren van de salarissen in het onderwijs en in de mensen die in het onderwijs werken. Daarmee is – volgens de bewindslieden – p de werkdruk verlaagd, zij-instroom gestimuleerd en de halvering van het collegegeld voor de lerarenopleiding gerealiseerd. Dat heeft het volgende opgeleverd:
- De instroom van de pabo kende de afgelopen jaren een stijgende lijn, van ruim 5.100 eerstejaars studenten in 2015/16 naar ruim 7.300 in 2019/20 en naar ruim 9.600 in 2020/2021. Voor het huidige studiejaar blijkt uit de voorlopige instroomaantallen dat de instroom voor 2021/2022 gedaald is naar ruim 7.700 studenten.
- In 2021 zijn 1.891 subsidies toegekend aan zij-instromers. Ook daar is groei te zien: in 2017 werden er 495 subsidies toegekend.
- In 2021 zijn 374 subsidies ingediend voor de opleiding van onderwijsassistent en -ondersteuner. Er was plek voor 200, waardoor er 174 aanvragen zijn doorgeschoven. Daarnaast is het budget van de regeling verhoogd, zodat er in 2021 en 2022 in totaal 600 onderwijsassistenten met subsidie de opleiding tot leraar kunnen volgen.
- Het Participatiefonds heeft sinds 2018 3.242 werkhervatting vanuit de WW gerealiseerd.
- Tussen 2017 en 2020 is de formatie onderwijsgevend personeel in het po per saldo met 1.100 fte toegenomen en het onderwijsondersteunend personeel met 6.600 fte toegenomen.
CAOP-onderzoeker Ruud van der Aa over de investeringen in het onderwijs: ‘De toegenomen instroom op de pabo was hoopvol wat betreft de lerarentekorten. Jammer dat dat nu niet lijkt door te zetten. Dit laat zien hoe kwetsbaar de arbeidsmarkt voor leraren is. Tegelijkertijd is het positief dat ook via andere kanalen gekwalificeerd personeel de sector instromen, zoals zij-instromers en onderwijsassistenten.’ CAOP-directeur Patrick Banis vult aan: ‘Je ziet dat het belangrijk is om op meer paarden te wedden dan alleen de pabo’s. Het toenemende aanbod van gekwalificeerde onderwijsassistenten biedt de scholen bovendien mogelijkheid om het onderwijs anders te gaan organiseren. Voor de langere termijn, met structurele tekorten in de gehele arbeidsmarkt, is het onvermijdelijk om daar krachtig op in te zetten.’
Vier thema’s
Om het jaar goed langs de meetlat te kunnen leggen, hebben de demissionaire ministers vier thema’s uitgelicht:
- Kwantitatieve ontwikkelingen onderwijsarbeidsmarkt
- Aanpak van de tekorten
- Op weg naar een duurzame aanpak onderwijsarbeidsmarkt
- Lerarenopleidingen
Kwantitatieve ontwikkelingen onderwijsarbeidsmarkt
Met een nieuwe meetmethode heeft het kabinet de actuele personeelstekorten in het po in kaart gebracht. Een greep uit de resultaten:
- Er is naar schatting een tekort van 6.800 fte aan leraren.
- Er is een tekort aan langdurige vervangers van 2.300 fte.
- In totaal komt het lerarentekort uit op 9.100 fte.
- In veel gevallen worden tekorten op dit moment ingevuld met onbevoegd personeel of het samenvoegen van klassen.
- Het tekort in de G5-steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere) ligt hoger dan daarbuiten (14,3% versus 8%).
- Tekorten op scholen met veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden zijn vaak groter.
- De regionale verschillen zijn groot.
Ruud van der Aa is blij met de nieuwe meetmethode: ‘Eindelijk is er nu actuele informatie over de feitelijke personeelstekorten in het primair onderwijs. Daar heeft het te lang aan ontbroken, waardoor er tussen beleid en praktijk vaak geen onderbouwde discussie over de tekorten kon plaatsvinden, behalve op basis van incidenten die in de media breed werden uitgemeten. Nog belangrijker is het dat naast de openstaande vacatures tevens is gekeken naar de verborgen vacatures, waarvoor de scholen noodgedwongen houtje-touwtje-oplossingen hebben gekozen. De continuïteit van het onderwijs krijgt daarbij voorrang boven de kwaliteit. Op de lange termijn is dat funest, zeker als je weet dat het vooral leerlingen op achterstandsscholen zijn die hiermee te maken krijgen. Dat zien wij ook terug in ons onderzoek dat wij hebben uitgevoerd naar lerarentekorten in Den Haag, waarvan een dezer dagen het eindrapport verschijnt.’
Ook in het vo zijn er veel tekorten. De komende jaren wordt een toenemend tekort aan eerste- en tweedegraadsleraren verwacht. De verwachting is dat over vijf jaar het tekort is opgelopen tot 2.600 fte in het vo. Deze tekorten komen vooral voor bij de zogenoemde tekortvakken.
Het onderzoeksteam van het CAOP heeft ook onderzoek gedaan naar tekortvakken in het vo, geeft Van der Aa aan: ‘Onderzoek van het CAOP naar tekortvakken in het vo laat zien dat de arbeidsmarktdynamiek van de tekortvakken anders is dan in het po. Er is niet een enkele oorzaak aan te wijzen voor (het ontstaan van) de lerarentekorten bij de tekortvakken. Over het algemeen zien we dat er bij de (moderne vreemde) talen met name knelpunten zijn in de toeleiding naar het beroep, en meer specifiek in de fase voorafgaand aan de lerarenopleiding, opleidingsmogelijkheden en lerarenopleiding zelf. Ook bij de bètavakken zien we knelpunten in de toeleiding naar het beroep, maar speelt – meer dan bij de talen – ook de concurrentie met de marktsector een rol.’
Vanuit het mbo is er een positief beeld wat betreft tekorten. Over de gehele linie kan het mbo voorzien in voldoende docenten. De verwachting is dat in 2022 de vraag naar mbo-docenten zijn piek bereikt, waarna de jaren die volgen een constante lagere vraag naar docenten wordt verwacht. Dit komt door pensionering van docenten en een verwachte daling van het aantal studenten de komende 10 jaar. Er worden wel tekorten verwacht voor dezelfde tekortvakken als in het vo geldt en daarnaast ook voor specialistische technische vakken.
Van der Aa plaatst hierbij nog een kanttekening: ‘Vanwege het meer open karakter van de arbeidsmarkt voor het mbo blijft het lastig om de spanning op de arbeidsmarkt nauwkeurig in beeld te brengen. Veel zal afhangen van de economische ontwikkelingen en de animo onder werkenden buiten het onderwijs om in het mbo aan de slag te gaan.’ Banis vult aan: ‘Voor een gezonde evenwichtige personeelsvoorziening is het essentieel dat de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in een breed economisch perspectief worden bezien. Naast het onderwijs heeft vrijwel elke sector met grote personeelstekorten te maken, zowel in de publieke sectoren als daarbuiten. Dat vraagt om een Deltaplan voor de arbeidsmarkt met oog voor adequate personeelsvoorziening op de langere termijn, niet alleen in het onderwijs, maar ook in de zorg, de politie, defensie, de industrie, logistiek, etc. Ook een langetermijnperspectief op de effecten van de coronapandemie zou hierin betrokken kunnen worden.’
Aanpak van de tekorten
In de kamerbrief valt verder te lezen dat in 2020 besloten was om de aanpak van het lerarentekort in de G5 voor het po te intensiveren, waarbij het doel was om de kwaliteit, kansengelijkheid en continuïteit van het onderwijs zoveel mogelijk te borgen. Uit zelfevaluaties van de G5 blijkt dat schoolbesturen steeds vaker samen zij-instromers en onderwijsassistenten werven, opleiden en begeleiden. Daarnaast hebben de steden binnen de G5 solidariteitsafspraken gemaakt om concurrentie tussen scholen te voorkomen, tekorten gelijkmatiger te verdelen en te werken aan kansengelijkheid. De uitwisseling van ervaringen leidt tot verbetering van de aanpak.