De aanleiding voor het seminar is het pensioenakkoord dat in juni 2019 is gesloten na tien jaar onderhandelen. Marc van der Meer, bijzonder hoogleraar Onderwijsarbeidsmarkt bij het CAOP en Tilburg University, verzorgt de inleiding. Hij trapt af met een positieve plaatsbepaling van het poldermodel. Ondanks het feit dat meerdere auteurs dit omschrijven als ‘de erosie van de polder’ en het falen van het model.
Karakter sociaal overleg is veranderd
‘Het sociaal overleg heeft ons geen windeieren gelegd, niet na de Tweede Wereldoorlog en ook nu niet’, vindt hij. Wel is het karakter veranderd, omdat de deelnemende partijen veranderd zijn. Het huidige kabinet heeft geen parlementaire meerderheid, zoals de kabinetten onder Kok of Lubbers dat hadden. Dat betekent dat ‘de politieke doorzettingsmacht afhangt van de capaciteit om consensus te vinden.’ De macht van de vakbonden en werkgeversverenigingen is minder sterk dan vroeger. Ook is de achterban is diverser. Bovendien is Europa sinds de bankencrisis belangrijker geworden in de besluitvorming. ‘Desondanks is het mechanisme, dat in de kern geënt is op het idee van politieke ruil, nog steeds springlevend.’
Overgang in het debat over pensioenstelsel
Ook het debat over de pensioenen zelf is veranderd, zegt Van der Meer. Zo is de vervroegde uitdiensttreding (VUT) afgeschaft. Studenten moeten tot hun zeventigste en misschien nog wel langer doorwerken. Er is een overgang van een defined benefits-systeem (DB) naar een collective defined contribution-systeem (CDC). ‘Dus van een stelsel waarin je zeker bent van je uitkering naar een stelsel waarin je zeker bent van je inleg, om later een nog onbekend pensioenrecht te genieten. Die omgang is eigenlijk sinds 1995 gaande.’
Vakbonden versus jongerenorganisaties
Van der Meer legt uit dat werkgeversverenigingen meer zien in het CDC-systeem. Dat zou beter passen bij de dynamische arbeidsmarkt. De vakorganisaties willen vooral de stijgende pensioenleeftijd en pensioenrechten beheersbaar houden. Ook organisaties van pensioengerechtigden hechten meer belang aan het DB-systeem met indexering. Dat komt door hun inkomenspositie en het toezicht daarop. Jongerenorganisaties denken er anders over en vinden dat de opbouwsystematiek in hun nadeel is. Vandaar hun dalende vertrouwen in het pensioensysteem.
Omslag in het denken over pensioen
De hoogleraar beschrijft de ‘omslag in het pensioendenken’ en hervormingen sinds 1995. In dat jaar luidde de grootste bouwstaking sinds de Tweede Wereldoorlog de ombouw van de VUT-regeling naar een prepensioen in. Dit kapitaalleningenstelsel werd in 2005 vastgeled in het ‘Museumplein-akkoord’. Het akkoord is vernoemd naar de plek waar 300.000 mensen demonstreerden tegen het kabinet-Balkenende II. In 2009 lukte het minister Donner niet om de sociale partners mee te krijgen met een verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar. Het jaar daarop volgde een bijna-pensioenakkoord tussen sociale partners en kabinet Rutte I. Hierdoor viel de vakcentrale FNV uit elkaar.
Het poldermodel in een andere gedaante
Na de val van Rutte I in het voorjaar van 2012 bracht minister Jan Kees de Jager het ‘Kunduz-akkoord’ tot stand tussen CDA, VVD, GroenLinks en ChristenUnie. Hierdoor voldeed Nederland aan de EU-begrotingsregels. De partijen spraken af om de pensioenleeftijd de komende jaren jaarlijks met een maand te verhogen. Dat werd in 2015 bevestigd in het coalitieakkoord van Rutte II. Na weer een bijna-pensioenakkoord in november 2018, waarbij de sociale partners elkaar opnieuw net niet vonden, wist minister Koolmees in juni 2019 dan toch het akkoord te sluiten. Het is een dubbele afspraak: de AOW-leeftijdsverhoging wordt aangepast en de systematiek van de bedrijfstakpensioenen wordt aangepast. Van der Meer: ‘Het poldermodel leeft meer dan ooit, maar heeft een andere gedaante aangenomen.’
Vraagstukken bij de uitwerking van het pensioenakkoord
Hij somt verschillende ingewikkelde vraagstukken op die bij de uitwerking van het pensioenakkoord spelen. Zoals de wettelijk vastgelegde buffer die de pensioenfondsen moeten hebben. Zij konden de afgelopen jaren namelijk niet aan hun verplichtingen voldoen en moesten op de uitkeringen korten. Een ander vraagstuk is het toenemende aantal zelfstandigen en anderen die niet deelnemen aan dit soort bedrijfstakfondsen, die samen 88 procent van de werkenden dekken. Moeten de zzp-ers ook onder het systeem gaan vallen? De premie-instrumenten zijn bovendien nog steeds gebouwd op de DB-systematiek. Volgens de hoogleraar is deze systematiek ‘ineffectief om schokken in de buitenwereld op te vangen, waardoor deelnemers risicodragers zijn geworden. Wat gebeurt er immers als de rente nog verder daalt of als de beurzen teruglopen?’ Ook de vergrijzing is een probleem, net als het afnemende vertrouwen in de fondsen.
Het kabinet investeert de komende jaren 4 miljard euro om dit soort vraagstukken aan te pakken. Inclusief de afgesproken minder sterke stijging van de AOW-leeftijd en overgangsregelingen voor iedereen die dat nodig heeft. ‘Anno 2020 heeft het kabinet daarvoor de middelen, in 2010 kon dat niet.’
Is het poldermodel een pensioenmodel geworden?
Vindt de zaal dat het poldermodel een pensioenmodel geworden is? ‘Poldermodel, pensioenmodel, verdienmodel. Hoe je het ook noemt, het gaat om de inhoud van de pensioenen en wat ons vijftig jaar geleden beloofd is’, is de eerste reactie. ‘Toen werd gezegd: u krijgt een waardevast, welvaartsvast pensioen. De uitkering wordt gebaseerd op uw eindloon en u weet op welke leeftijd het u toevalt. Die belofte is niet uitgevoerd en daar heb ik nooit een excuus voor gekregen. Nu wordt ons weer van alles beloofd. Al het geld dat wij niet ontvangen hebben, zit vast. Het ABP bereikt de laatste jaren een uitstekend rendement, maar dat wordt niet besteed aan de beloften. Wat mij het meest irriteert, is dat de gezamenlijke partijen nu een verhaal ophangen van: pas op voor de jongeren, we moeten kunnen doen wat we beloven, dus we moeten dat geld vasthouden.’
Superspecialisme nodig om pensioen te begrijpen
Vervolgens valt het niet mee om het debat terug te brengen bij de beginvraag, zeker niet als iemand pleit voor simpelheid. Het pensioenakkoord zou zo ingewikkeld zijn dat de burger het niet begrijpt. Dat is een van de oorzaken voor het verlies van draagvlak. Sterker nog, veel pensioenfondsen begrijpen volgens een deelnemer hun eigen regelingen niet meer. ‘Koolmees heeft gezegd dat het een jaar of vijf, zes duurt om het akkoord te implementeren. De organisatie van pensioenadviseurs vindt dat er duizenden adviseurs bij moeten, omdat de kennis bij vooral kleinere bedrijven tekortschiet. Er is superspecialisme nodig.’ Een andere deelnemer valt hem bij: ‘Veel mensen snappen het verschil tussen pensioen- en AOW-leeftijd al niet.’ Volgens haar is het vooral een communicatieprobleem. De betrokken partijen geven te weinig uitleg aan de burger, waardoor paniek en negativiteit ontstaan. ‘Ook complexe dingen kun je eenvoudig uitleggen.’
Complexiteit van pensioen is onvermijdelijk
Enkele deelnemers met praktische kennis van het pensioendossier bevestigen met klem dat ze het pensioensysteem nog begrijpen. Een oud-onderhandelaar legt uit dat complexiteit nu eenmaal niet altijd te vermijden is. Nieuwe afspraken, stelselwijzigingen: ze maken allerlei overgangsregelingen noodzakelijk om te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen. ‘Je zou heel makkelijk oude rechten kunnen invaren in een nieuwe regeling, maar dat is juridisch niet toegestaan uit bescherming van de deelnemers.’ Daarnaast is er een financieel aspect. Hij vertelt dat het ABP ooit een poging heeft gedaan om de complexiteit op te heffen. Alle regelingen gelijkmaken voor iedereen bleek zo duur, dat de pensioenpremie fors omhoog zou moeten. De simpelste oplossing, werpt iemand op, is een individuele regeling. ‘Iedereen een persoonlijk potje waar je regelmatig wat geld in doet, dan kun je elk jaar zien hoeveel je hebt en als het zover is, koop je een pensioen.’ Maar nee, dan is de valkuil natuurlijk dat te veel mensen onvoldoende sparen. ‘Dus dat moeten we met elkaar ook niet willen.’