In 2021 daalde in Nederland het vertrouwen in de nationale overheid, met name de regering, met 26%. Daarmee was ons land uniek in Europa, zo bleek uit de halfjaarlijkse cijfers hierover van Eurostat. In een nieuwe meting in april 2022 was het vertrouwen in de lokale en regionale overheden weer met 10 tot 15% toegenomen tot het niveau van 2019, maar gold dat veel minder voor het vertrouwen in politiek en kabinet. Niettemin scoort Nederland boven het Europese gemiddelde, schetst Frits van der Meer, hoogleraar Comparative Public Sector en Civil Service Reform. ‘Feit blijft dat het vertrouwen volgens Eurobarometer Winter/lente 2021/2022 in de ‘public administration’ 64% is en dat dus 36% van de burgers wantrouwen heeft. Welke groepen zijn dat, welke kenmerken hebben zij, wat is hun manier van denken? En op welke problemen kun je je als overheid specifiek richten om die groep meer behulpzaam te zijn?’, duidt hij de thematiek van deze middag.
Onzichtbaarheid komt vertrouwen niet ten goede
Zijn pitch opent Van der Meer met de opmerking dat hij nog vergeet te zeggen dat het vertrouwen in politie, Defensie, rechterlijke macht en gezondheidszorg in ons land tussen de 80 en 90% ligt. ‘Hoe concreter de activiteit en directer de relatie met de burger, hoe meer vertrouwen je ziet. Onzichtbaarheid is vaak een probleem, maar tegelijkertijd ook een handelingsperspectief: de overheid moet zichzelf beter zichtbaar maken, haar voorwaardenscheppende rol tot zijn recht laten komen, laten zien dat ze de burger ten dienste staat.’ Met overheidsdienstverlening scoort Nederland al jaren hoog in internationale rankings. En dan toch dat wantrouwen, van studenten over de beurzen, van ouders over de Toeslagenaffaire, kinderopvang en jeugdzorg. Zeker niet in deze gevallen ten onrechte natuurlijk, vindt Van der Meer, die de problemen geenszins wil relativeren. Maar ze hebben vaak te maken met falen in de wetgevingskwaliteit in de Kamer en goede condities voor de uitvoering. Dit falen vloeit voort uit het verleden; overigens al lang voor der kabinetten Rutte.
Als voorbeeld geeft hij de Belastingdienst. Daar is tussen 2007 en 2012 10% van het personeel wegbezuinigd, terwijl de dienst er wel taken bij heeft gekregen. Die reductie heeft met name de lagere en middelbare ambtenaren in de uitvoering (9-20%) geraakt. En degenen die worden aangesteld zijn vaker ICT’ers dan mensen in de uitvoering, bij wie de burger terechtkan. ‘Dat beleid is in het verleden ingezet, zowel politiek als ambtelijk’, weet Van der Meer. ‘De kwaliteit van de ambtelijke organisatie is ook een middel om politieke wensen te kunnen vertalen. Daar is te weinig aandacht vanuit de politiek voor geweest.’