Het huidige bevoegdhedenstelsel vo is complex. Dat komt door de wet- en regelgeving rond bevoegdheid en bekwaamheid. Knelpunten nemen toe door veranderende curricula, een andere inrichting van het onderwijs en nieuwe vakken. Het resultaat: extra regels, te weinig bevoegde leraren en meer onbevoegden voor de klas. Zo vertelt hoogleraar Frank Cörvers in zijn presentatie. Voor het ministerie van OCW was deze problematiek aanleiding om scenario’s te verkennen voor een andere inrichting van het stelsel.
Onderzoeksrapport: ‘Naar een stelsel met toekomst’
Het ministerie legde samen met de Landelijke Werkgroep Bevoegdheden deze vraag voor aan de onderzoekbureaus Regioplan, CINOP-ecbo en Leeuwendaal. Het eindrapport van die verkenning is: ‘Naar een stelsel met toekomst. Bouwstenen voor een toekomstbestendig bevoegdhedenstelsel voortgezet onderwijs.’ Het rapport bevat de eerste schetsen voor een andere inrichting van het stelsel. Cörvers leverde ook een bijdrage aan het rapport en vat het tijdens de online expertsessie samen.
Flexibeler stelsel met behoud van kwaliteit
De aanpak van de verkenning was praktisch. Naast een beknopte literatuurstudie bestond de hoofdmoot uit sessies met leraren, teamleiders, schoolbestuurders en opleiders. Er waren drie sessies om de onderwerpen te inventariseren, drie om de scenario’s te bepalen en twee om de resultaten te bespreken. Ook zijn experts geraadpleegd. Cörvers: ‘Dat leverde drie gemeenschappelijke delers op. Men wil een flexibeler en eenvoudiger stelsel met behoud van kwaliteit. Daarnaast wil men de bevoegdheden verbinden aan taken en rollen in de praktijk. Denk aan team- en deelbevoegdheden of generieke versus vakspecifieke vaardigheden in het lesgeven. Tot slot wil men het civiel effect van de lerarenopleiding behouden. Dat wil zeggen: de mogelijkheid tot specialisatie maar tegelijkertijd ontschotting van de verschillende sectoren en vakken.’
Huidige stelsel behouden is geen optie
Van de vier scenario’s waren er drie geen reële optie: het huidige stelsel ongewijzigd laten, de bevoegdheidsdomeinen afschaffen en één bevoegdheidsdomein inrichten. Het scenario om meerdere bevoegdheidsdomeinen in te richten met een pedagogische en vakinhoudelijke component, werd wel breed gedeeld. De onderzoekers hebben dit dan ook verder uitgewerkt. Daarbij spelen drie bouwstenen een rol: de ontwikkelingsfase van pubers (10-15 jaar) en adolescenten (15-18 jaar), hun ondersteuningsbehoefte (theoretisch en praktisch), en vakinhoud en vakdidactiek.
Risico op complexiteit met verfijnd stelsel
Al met al biedt het rapport volgens Cörvers een goede basis voor verdere discussie. ‘Er wordt gekozen voor een verfijnd stelsel, waardoor wel het risico op complexiteit blijft bestaan. Des te groter de uitdaging om het toch flexibel en eenvoudig te maken. Een andere uitdaging is: wat regel je centraal via het bevoegdhedenstelsel en wat laat je decentraal aan de scholen en leraren over?’ Waar legt hij zelf de knip? ‘Ik ben er voor om veel verantwoordelijkheid bij de beroepsgroep te leggen. De beroepsgroep vindt dan praktische oplossingen om bevoegdheden af te bakenen, rekening houdend met de drie bouwstenen.’
Generalisten in plaats van specialisten?
De vrees voor complexiteit blijkt ook uit sommige vragen, die verder onder meer gaan over modulair opleiden en specialiseren. Lerarenopleidingen moeten volgens Cörvers met modules gaan werken, zoals ook de Onderwijsraad in ‘Ruim baan voor de leraar’ adviseert. ‘En het volgen van modules zou na de opleiding moeten doorgaan. Modulair opleiden maakt het ook makkelijker om leraren uit andere sectoren en zijinstromers in te passen.’ Komen er op basis van deze verkenning niet meer generalisten in plaats van specialisten en hoe is dat te voorkomen? ‘Zeker in de bovenbouw van havo/vwo moeten leraren zich hebben gespecialiseerd en boven de stof staan’, meent Cörvers. ‘Aan de andere kant is er ruimte om breder op te leiden. Dat geldt met name voor de lagere niveaus, waar pedagogisch-didactische competenties belangrijker worden.’
Verschillen tussen vo, po en mbo ontbreken
Collega-hoogleraar Marc van der Meer constateert in zijn referaat ‘De bevoegdheid van de PC-docent’ verschillende omissies in het eindrapport. Zo vindt hij de uitgangspositie beperkt omschreven: waar klemt het huidige stelsel precies en waarom? ‘Er staat bijvoorbeeld niet in dat het vo driehonderd bevoegdheden kent, heel anders dan het mbo. Ook uitgebreider ingaan op de verschillen met po of mbo had ertoe bijgedragen de aard van het probleem beter te snappen.’ Ten tweede had een meer gedegener literatuurstudie een vergelijking met andere sectoren binnen en buiten het onderwijs mogelijk gemaakt.
Post-coronadocent versus pre-coronadocent
Ten derde mist hij een historische plaatsbepaling van de bevoegdheid. ‘Wat is het precies, wat is de status, hoe is de relatie met de functiewaardering, welke actoren en krachten spelen een rol in bevoegdheidsdiscussie?’ Daarnaast vraagt hij zich af of de bevoegdheid van de post-coronadocent (zeg de PC-docent-1) afwijkt van die van de pre-coronadocent. (de PC-docent-2). ‘Als het onderwijs meer digitaal wordt, vergt dat op zijn minst een andere reflectie op het lesmateriaal en de begeleiding van leerlingen.’
Vier scenario’s naast elkaar leggen
Van der Meer plaatst ook enkele kanttekeningen. Zo mist hij in de scenario’s een als-dan-redenering. Het zijn de denkrichtingen of perspectieven van de auteurs zelf. Hij stelt dat de auteurs bepaalde denkrichtingen hebben afgekeurd. ‘Het zou goed zijn geweest om vier scenario’s naast elkaar te leggen en die dan te beoordelen. De voorgestelde vierde variant wordt ook best ingewikkeld, terwijl binnen het huidige stelsel met kleine aanpassingen wellicht ook gerichte oplossingsrichtingen voor deelvraagstukken gevonden kunnen worden.’ Ook hadden de ontwerpprincipes voor beroepsbeeld en loopbaan duidelijker omschreven mogen worden.
Maak het stelsel niet nodeloos ingewikkeld
Van der Meer stelt voor: maak het niet nodeloos ingewikkeld, gebruik open normen en creëer ruimte voor groeipaden. Daarbij kun je denken aan een diploma als basis, gevolgd door deelspecialisaties voor de ontwikkeling en invulling van het beroep leraar in de tijd. En leg dat vast in een register. Tot slot vindt hij het jammer dat de verkenning alleen over het vo gaat. ‘De discussie vanuit ‘Ruim baan voor leraren’ van de Onderwijsraad is juist zo interessant, omdat daar de domeinen tussen onder meer kinderopvang en po, po en vo, en vo en mbo worden besproken. Als je het over bevoegdheden hebt, moet je juist daar vernieuwing vinden. Op die grensvlakken wringt het ’t meest.’
Leren van de zorgsector
Kan het onderwijs iets van de zorgsector leren, vraagt iemand. Zeker, meent Van der Meer onder voorbehoud. ‘De zorg is net als het onderwijs een beroepsarbeidsmarkt. Neem een verpleegkundige. Die heeft als basis de opleiding verpleegkunde en kan daarnaast een specialisatie halen, zoals interne gezondheid, OK of intensive care. Zo kun je stapelen. Bovendien is alles vastgelegd in het BIG-register mét onderhoudsplicht. Ben je er jaren uit geweest, dan moet je je bevoegdheid als het ware actualiseren. Wie van buiten komt, moet zijn bevoegdheid aantonen, maar kan wel onder de verlengde arm van toezicht van een collega werken. Zoiets past ook in het onderwijs. Bijvoorbeeld voor een lerende in opleiding of zijinstromer. Loopbanen in de zorg zijn vaak niet verticaal, maar ook horizontaal. Dat is voor het onderwijs een interessant idee.’
Combinatie van decentralisatie en goede afspraken
Kun je de basisbevoegdheid centraal regelen en de verbreding door de schoolbesturen en/of beroepsgroep? Nee, denkt Van der Meer: ‘Docenten kunnen een opleiding binnen de school krijgen, maar wel altijd in wisselwerking met de lerarenopleiding. Het lijkt me logisch dat niet iedere school het wiel gaat uitvinden, maar dat je dat landelijk regelt en faciliteert. Afspraken per school maken het ook nodeloos ingewikkeld. Decentralisatie is gebaat bij goede afspraken op landelijk niveau.’ De behoefte aan een specifieke bekwaamheid kan de school wel zelf invullen, al dan niet in overleg met een lerarenopleiding. ‘De school heeft een lokaal netwerk, dat moet Den Haag niet willen regelen.’
Digitaal lesgeven als bekwaamheid
Een voorbeeld van zo’n bekwaamheid is het digitaal lesgeven van de pc-docent. Marc van der Meer vraagt zich af welke pedagogische en didactische eisen je daaraan stelt. Moet die docent ook kunnen programmeren? Frank Cörvers: ‘Die verlengde arm van Marc kan ook betrekking hebben op de omgang met online tools. Ik kan mij voorstellen dat je, al sta je alleen voor klas, via chatten of anderszins een beroep kunt doen op een collega-vakdocent die als het ware online stand-by is. Dan hebben we het over samenwerking binnen het docententeam. Je hoeft niet alles in bevoegdheden vast te leggen.’ Marc van der Meer vindt dat de digitalisering voor de herziening van het bevoegdhedenstelsel weinig gevolgen heeft. Maar de huidige digitaliseringsgolf het maakt ook iets anders duidelijk: werk goede scenario’s uit. De bevoegdheden moeten namelijk voor lange tijd vastgesteld worden en een goede basis vormen voor ontwikkelingsgerichte leerpaden van docenten.
Heb je nog een vraag, suggestie of opmerking die tijdens de sessie niet aanbod is gekomen? Mail dan naar: l.hodemaekers@caop.nl