‘De normalisering lijkt redelijk geruisloos te gaan verlopen’, verwacht hoogleraar Barend Barentsen. ‘Veel van het grote regelwerk is gebeurd.’ De grootste overheidssectoren zijn in de loop van 2018 – 2019 tot een cao gekomen. De Rijks-cao is er alleen nog niet als wettekst, die van de provincies wel. Van de VNG-cao is afgelopen oktober de eindversie geformuleerd en de waterschappen waren er vorig jaar al uit.
Van de gemeente-cao mogen de vier grote steden, die nu ook al een aparte positie hebben, een eigen variant vormgeven. ‘Een vuiltje in gemeenteland zijn de gemeenschappelijke regelingen, maar die cao is er begin december, heb ik begrepen. Daar komt een aparte werkgeversvereniging voor en inhoudelijk is er waarschijnlijk weinig verschil met de gemeente-cao.’ Wel is het de vraag of alle werkgevers erin slagen tijdig lid te worden. ‘Sommige gemeenschappelijke regelingen omvatten dertig gemeenten, waarvan alle B en W’s eerst moeten tekenen.’
Veiligheidsregio’s en Wnra
Voor de 25 veiligheidsregio’s is nog niets geregeld. Barentsen: ‘Het idee is dat die in 2021 alsnog genormaliseerd worden. Het argument voor wel of niet normaliseren was: in één huis gelden dezelfde arbeidsvoorwaarden. Daarom zijn bij de politie executieve medewerkers uitgesloten. Net als bij defensie.’
Hij noemt met een kwinkslag nog een tweede argument: ‘In de loop van 2019 heeft men ontdekt dat een veiligheidsregio, wil die niet failliet gaan aan de brandweer, beter nog niet kan normaliseren, want in het civiele arbeidsrecht is het fenomeen ‘oproepcontract’ maar beperkt geldig. Zodra brandweerlieden langer dan zes maanden werkzaam zijn, moet je hen gaan betalen, ongeacht of ze in actie komen of niet. Vandaar dat de veiligheidsregio’s zijn uitgezonderd. Met als uitzondering op die uitzondering de ambulances, want die hebben al een cao die lijkt op die van private ambulances.’
Incorporatiebeding
Moet iedereen zich aan die cao’s houden? Voor nieuw personeel hebben de meeste overheidsorganisaties een incorporatiebeding opgenomen, maar dat zegt niets over de zittende medewerkers, bij het Rijk ruim 120.000. Onder hen tekent zich een groep ‘weigerambtenaren’ af, weet Barentsen. Reden is het ontslag van rechtswege op pensioendatum. Door het pensioenakkoord is de AOW-leeftijd, die zou stijgen, in 2020 bevroren. Een aantal rijksambtenaren moet daardoor eerder stoppen dan gedacht. ‘Houd je cao dan maar, zeggen zij.’
Voor vakbondsleden is de cao bindend, maar niet voor niet‐leden en leden van een niet-mee-onderhandelende bond. Anderzijds is er een categorie rijksambtenaren die wettelijke aan de cao zijn gebonden, zoals zbo’s, de rechterlijke macht en UWV. ‘Dezelfde groep die in de ARAR de rijksrechtspositie toch al volgde. Op hen is de algemeen verbindendverklaring van toepassing.’ De VNG heeft de gemeente-cao al eerder aangemeld voor deze avv. ‘Om concurrerende tussen werkgevers te voorkomen.’ Bij Rijk, provincies en waterschappen speelt dit niet.
Loonontwikkeling in cao’s
Stijgen de lonen? Dat is altijd het eerste wat iedereen over een nieuwe cao wil weten, zegt Wilco Brinkman. De projectleider Werk en technologie bij het CAOP heeft alle overheids-cao’s beknopt geanalyseerd. In de vier die dit jaar ‘echt’ zijn afgesloten − in chronologische volgorde die van defensie, gemeenten, provincies en waterschappen − is een loonstijging van ruim 3 procent afgesproken. Hoe recenter de cao hoe hoger. ‘De gemiddelde loonstijging in alle cao’s was in 2018 2,4 en in 2019 2,8 procent. Daarmee loopt de publieke sector in de pas met de marktsector. Voor de Rijks‐cao verwacht ik dezelfde loonontwikkeling.’
In het onderwijs bemoeilijken de acties de voortgang en afsluiting van cao’s. Voor het primair onderwijs zijn de onderhandelingen gestopt en in het voortgezet onderwijs vond in september pas het eerste overleg plaats. De onderzoeksinstituten zijn wel bijna klaar en de universiteits‐cao loopt tot eind 2020.
Standaard-cao
Opvallend noemt Brinkman dat gemeenten, provincies en waterschappen een standaard-cao kennen, waarvan individuele werkgevers niet mogen afwijken. ‘Dat zie je in de marktsector zelden. Ik vraag mij af of het in sommige gevallen niet interessanter zou zijn, ook om de regionale arbeidsmarkt beter te laten werken, om regionale afspraken rondom arbeidsvoorwaardenvorming te kiezen.’ Ook viel hem de trend op dat er veel cao‐afspraken worden gemaakt over duurzame inzetbaarheid, flexibele werknemers en externe inzetbaarheid. Verder staat in alle cao’s het ‘vakbondstientje’, een bijdrage per werknemer van de werkgever aan de vakbond voor hun werk als cao-partner. ‘Daaraan zie je dat het echte cao’s zijn.’